afbeelding voor post: Edwin van der Strate over klimaatadaptatie en stedelijke transities - INTERVIEW

Edwin van der Strate over klimaatadaptatie en stedelijke transities - INTERVIEW

30 augustus 2024

‘Je wordt meer een klimaatnomade die flexibel is en gaat meebewegen met wat de natuur en het veranderende klimaat van ons vraagt.’ 

Transities in de Gebouwde Omgeving en Klimaatadaptatie

Edwin van der Strate werkt al meer dan 20 jaar bij TAUW en richt zich de laatste zes jaar als business leader klimaatadaptatie op het klimaatbestendig en klimaatneutraal maken van Nederland. Dit doet hij door gemeenten te adviseren over klimaatadaptatie en gemeenten te helpen om dit te integreren in beleid en stedelijke ontwerpen. Eén van hun initiatieven is een meetlat voor klimaatadaptieve, natuurinclusieve nieuwbouw, waarmee ze de lat hoog willen leggen voor duurzame stedenbouw. Het pionieren en onderzoeken van nieuwe ontwikkelingen is iets wat Van der Strate bijzonder leuk vindt, vooral omdat het allemaal nog nieuw is en samen met opdrachtgevers kan worden ontdekt.

Waar denk je aan bij transities in de Gebouwde omgeving?

Ik denk allereerst aan de energietransitie en aan onze inspanningen om CO2-neutraal te worden. Maar ondanks onze inspanningen is klimaatverandering onvermijdelijk. We moeten leren om daar rekening mee te houden en ons voorbereiden.

Ik heb het idee dat deze snelle veranderingen niet alleen in het klimaat spelen. De hele wereld is in een hoog tempo aan het veranderen. Denk maar aan mobiliteit of de manier waarop we met elkaar communiceren. Kijk maar naar de COVID periode. Niemand had kunnen denken dat we met z’n allen maandenlang vanuit huis konden werken.

Het meest interessante vind ik eigenlijk dat er transities gaan komen, die je niet eens kan voorzien. De vraag is: zijn we dan ook in staat om mee te veranderen?

Waarom is klimaatadaptatie belangrijk?
We zien dat klimaat snel aan het veranderen is, we gaan steeds meer te maken krijgen met extremer weer, extreme hoosbuien en hittegolven. Als er meerdere dagen van boven de 40 graden zijn, zoals in Spanje en Italië vorig jaar, wordt de stad al snel onleefbaar. Daar moeten we met elkaar nu al wel over nadenken, bij alles wat we nu bouwen, aanpassen of verduurzamen. Hoe kunnen we nu al rekening houden met de vormen van extremer weer die steeds vaker zullen gaan voorkomen. Daar moeten we nu al mee leren omgaan en daar moet je nu al rekening mee houden bij de inrichting van je stad. 

Maak je je zorgen over de transities?
Waar ik mij wel zorgen over maak, is dat wij de neiging hebben om onze nieuwe steden weer in te richten en te transformeren op basis van zekerheden die we vanuit het verleden gewend zijn.

Want het is helemaal niet zeker dat we over 50 jaar nog op dezelfde manier met onze riolering en het doorspoelen van onze toiletten omgaan. Het is helemaal niet zeker dat we over 50 jaar nog op dezelfde manier met auto’s omgaan of op de werkplekken werken waar we nu werken.

Hoe kunnen we omgaan met deze snelle veranderingen?
We zullen onze manier van werken als ingenieurs ook moeten aanpassen aan deze periode van snelle veranderingen. We vertrouwen vaak op vaste normen en kaders, maar het is de vraag of deze aanpak nog toereikend is.

Wij ontwerpen de systemen (zoals bijvoorbeeld riolering) voor een lange levensduur. Ze zijn super betrouwbaar en gaan rustig 70 jaar of langer mee. Maar dit beperkt onze flexibiliteit. Het kan zijn dat we nog niet willen overstappen naar meer innovatieve systemen, omdat de huidige systemen nog niet zijn afgeschreven en we de investering er nog niet hebben uitgehaald.

Wat vind jij een goed voorbeeld van omgaan met snelle verandering?
Een projectontwikkelaar stelde onlangs een interessante vraag over autarkische woonwijken. Dit zijn tijdelijke woonwijken, die zelfvoorzienend zijn op het gebied van water en elektriciteit. Als je ervan uitgaat dat je circulair en terugneembaar wilt bouwen, dan bedenk je oplossingen zonder traditionele nutsvoorzieningen met lange afschrijvingsperioden.

Slimme, korte termijn oplossingen geven ons de kans om de wijken weer af te breken en op een andere plaats weer op te bouwen. We kunnen zo tijdelijke huizen bouwen voor 10 of 20 jaar, op plekken waar het op dat moment hard nodig is, zonder ons hierop voor de lange termijn financieel vast te leggen.

Er is nog een reden waarom we wellicht woonwijken zouden willen bouwen die meer modulair en flexibel zijn.

Er is nog steeds veel vraag naar woningen. Het is vervelend om tegen de mensen te zeggen: We kunnen niet meer bouwen, omdat de bouwlocaties die in aanmerking komen over 80 jaar te gevoelig zijn voor overstromingen. Maar als je terugneembare woningen bouwt die daar 25 jaar moeten blijven staan, dan kunnen we ze na 25 jaar demonteren en ze op een andere, meer veilige plaats weer opbouwen.

‘Je wordt meer een klimaatnomade die flexibel is en gaat meebewegen met wat de natuur en het veranderende klimaat van ons vraagt.’

Hoe helpt dit bestaande steden?
Voor een bestaande stad moet je ook over andere oplossingen nadenken. Je kunt dit wel voor nieuwe ontwikkelingen doen, maar de bestaande stad staat waar het staat. Maar je moet je wel afvragen of het verstandig is om in de laagste polder van Nederland nog 5000 traditionele huizen bij te bouwen. Als we blijven doen wat we deden, gaat het ook niet veranderen.

Zorg bij de ontwikkeling van nieuwe wijken voor een toekomstgerichte aanpak, in plaats van de bestaande principes te kopiëren. Wellicht zou deze nieuwe wijk een potentieel toevluchtsoord of overloopgebied kunnen zijn voor de toekomstige problemen in de aangrenzende wijken. Deze benadering zorgt ervoor dat je anders kijkt naar stedelijke ontwikkeling, omdat je rekening houdt met de te verwachten uitdagingen in omliggende gebieden.

Welke rol speelt technologie en innovatie in de stedelijke transformatie?
Op dit moment is demonteerbaar bouwen eigenlijk onmogelijk door het gebruik van niet-herbruikbare materialen, zoals lijm en purschuim. Maar er bestaan al veel nieuwe technologieën. De ontwikkelingen rondom biobased bouwen zijn echt het geiten-wollen-sokken gehalte ontstegen. Het maakt mij enthousiast als ik zie hoe gepassioneerd sommige kleine ondernemers hiermee aan de slag gaan.

Ik denk dat de overheid echt een verantwoordelijkheid heeft om innovatie en nieuwe technologie in de bouwsector te stimuleren. Als zij bij de uitvraag aan de markt al keuzes durven te maken en dit meegeven, dan is dat ook meteen een challenge voor de marktpartijen. Er kunnen dan snel stappen in de goede richting worden gezet.

Wat zeg je tegen mensen die zeggen dat deze technieken nog niet goed genoeg zijn?
Het is gemakkelijk om kritiek te leveren op nieuwe ontwikkelingen omdat ze nog niet zo verfijnd zijn als bestaande technieken. We moeten echter bedenken dat de huidige methoden het resultaat zijn van 30 jaar doorontwikkeling. Het is dus logisch en te verwachten dat nieuwe technologieën nog een weg te gaan hebben qua ontwikkeling en verbetering. Dat is een onderdeel van de transitie.

Hoe kunnen bestaande steden zich voorbereiden op toekomstige uitdagingen?
De klimaatveranderingen gaan sneller dan we willen. We hebben nog wel een beetje tijd, maar die moeten we ook echt goed gaan gebruiken.

Als gemeenten en corporaties bezig zijn met verduurzaming van de bestaande woningvoorraad, kunnen ze meteen ook rekening houden met het klimaat van de toekomst. Je denkt dan bijvoorbeeld niet alleen aan de warmtevraag, maar ook naar de koudevraag. Want over 10 jaar hebben we wellicht nog hetere zomers.
Misschien moeten we de lage gebieden met meer risico op overstroming niet opgeven, maar moeten we er gewoon vanuit gaan dat we in de toekomst wel regelmatig natte voeten hebben op de begane grond van ons huis. De begane grondlaag moeten we dan niet gebruiken voor primair wonen, maar voor meer laagwaardiger gebruik. Je zorgt voor 2 meter extra bufferruimte, waar water kan staan.

Ken je voorbeelden van woningen die berekend zijn op een dergelijk klimaat?
Havencity Hamburg is een mooi voorbeeld. Dit gebied is buitendijks en zij hebben daar veel last van de hoge waterstanden van de Elbe. Er zijn periodes in het jaar dat er 2 meter extra water staat. Zij gebruiken daar de tweede woonlaag voor primair gebruik. Er zijn ook verhoogde wandelgangen, om van de ene naar de andere plek te komen. De onderste woonlaag wordt dan bijvoorbeeld voor het parkeren gebruikt.

Zijn er ook kleinere oplossingen die bestaande steden kunnen inzetten om met een veranderend klimaat om te gaan?
Zeker. Je kunt denken aan het beter opvangen van regenwater in de stad, zodat we het langzaam in de grond kunnen laten zakken, zodat we minder last van droogte hebben. Of het tijdelijk opvangen van hoosbuien, zodat het water de tijd krijgt om langzaam de bodem in te trekken en niet allemaal wordt afgevoerd in de riolering. Meer groen in de stad, waardoor je meer schaduwrijke plekken hebt en de stad minder opwarmt. Het vergroenen van gevels en daken.
Het is zeker ook interessant waar je in de transities die gaande zijn gelijk kunt optrekken. Misschien gebruiken we over 30 jaar wel minder auto’s dan nu en kunnen we deze parkeerplaatsen voor doelen gebruiken die ten goede komen aan ons klimaat. Ik vind dat best een realistisch scenario.

Hoe kun je de effectiviteit van klimaatadaptatieplannen monitoren en evalueren?
Vijf jaar geleden zijn we begonnen met de eerste ronde van hitte-stress-testen, om daarmee de risico’s van hitte, droogte en wateroverlast in beeld te brengen. Daar hebben gemeentes beleid op geschreven en adaptatie strategieën op gemaakt. Nu komen we op het punt dat we gaan evalueren. Heeft dat beleid ons ook gebracht wat we graag wilden? Dat is wel nieuw en daar moeten we ervaring mee opdoen. Maar we kunnen met nieuwe technologieën best wel goed meten en inzicht krijgen in hoeveel groen er is in de stad, hoeveel verharding er is in de stad, hoe heet het wordt in de zomer en hoeveel ruimte er is om water op te slaan. Dat soort dingen kunnen we prima meten en monitoren. Dit is het meten van de ‘output’.

Wat lastiger is om te meten, is in hoeverre wij klimaatadaptatie al hebben meegenomen in onze processen en werkwijzen. Hoe ziet projectontwikkeling er uit in deze tijd en wordt klimaatadaptie daar al meer in meegenomen, als je het vergelijkt met vijf jaar geleden? Hebben we in onze handboeken voor de inrichting van de openbare ruimte kilmaatadaptatie al meegenomen? Je wilt meten of dit al goed in de processen is belegd.


Hoe kunnen steden, overheden en bedrijven samenwerken om transities te bevorderen?
Gemeenten kunnen van elkaar leren als het gaat om monitoring van het klimaatadaptatiebeleid. De ene gemeente is verder dan de andere. Het is ook een relatief nieuw vakgebied. Zij hoeven niet zelf steeds opnieuw het wiel uit te vinden.
Gemeentes kunnen ook bepaalde complexe vraagstukken gezamenlijk uitzetten in de markt en een groep slimme ingenieurs vragen om na te denken over slimme oplossingen.
Zo kun je samen zorgen voor focus en versnelling.

Wat is jouw oproep voor de branche?
Durf buiten de normen en kaders te denken en durf ruimte en flexibiliteit te nemen om tot nieuwe en andere inzichten en creatieve oplossingen te komen.

Wij ingenieurs en technici zijn geneigd om te denken dat we voor alle problemen een oplossing hebben. Zelfs als men ons vraagt om een klimaatbestendige wijk op de laagste plaats van Nederland te bouwen, dan kunnen wij dat best.

Maar misschien moeten we deze houding een beetje loslaten en wat meer gaan meebewegen met het klimaat. Er zijn extreme weersomstandigheden die we niet volledig kunnen voorspellen. We moeten gaan accepteren dat het soms te heet kan zijn, waardoor we op een andere plaats verkoeling moeten zoeken en dat er na extreme regenval wel eens water op de begane grond van ons huis kan staan.
Dit klinkt heel onaantrekkelijk voor ons, omdat we het niet gewend zijn. Maar als we leren om hier rekening mee te houden, kunnen we onze manier van wonen hierop aanpassen. Dan kiezen we niet voor een houten vloer, maar voor een waterbestendige vloer op de begane grond.  We moeten inzien dat we niet altijd alles in onze ontwerpen kunnen oplossen, en extremen accepteren als onderdeel van ons leven.

Betekent dat, dat je af en toe nee moet zeggen tegen opdrachtgevers?
Dat is een gewetensvraag. Ik vind dat we in elk geval duidelijk moeten verwoorden wat de risico’s zijn. We moeten duidelijk uitspreken als we iets geen goed idee vinden. We kunnen het wel voor je oplossen, maar het is geen goed idee.

Wat is jouw oproep voor de overheid?
We zouden meer regelvrije ruimte moeten hebben. Ruimte om fouten te mogen maken en te mogen experimenteren. Ruimte om te leren, zodat je weet hoe het uit kan pakken en wat het kan betekenen. Dan kan het helpen om niet in bestaande wet- en regelgeving en procedures, processen en systemen vast te blijven zitten.
Als je het beheerst aanvliegt als experiment, hoeft het niet uit de hand te lopen. Begrens het in tijd en monitor de uitkomsten. Je kunt hier als opdrachtgever en overheid bij betrokken zijn en samen beslissen of je wilt stoppen of nog even extra gas wilt geven. Beheersbaar experimenteren.


×

Aanmelden nieuwsbrief